Projecten en werkstukjes

 

Iedere dag zijn kinderen met hun omgeving bezig. Ze spelen thuis en op straat, ze praten en fantaseren erover, knutselen met allerlei materialen en imiteren voortdurend hun steeds groter wordende omgeving. De kinderen nemen dingen mee naar school en in de praatronde ontstaat er een gesprek. Uit die gesprekken ontstaan dan ideeën om verder aan het werk te gaan.

 

Bij de kleuters en in de eerste graad zijn de projecten meestal klassikaal. Vanaf de tweede graad en zeker in de derde graad werken de kinderen zelfstandiger, waardoor er meer onderwerpen aan de orde komen . De informatie voor deze projecten, onderzoekjes vinden ze terug binnen de school (via het uitgebreide documentatiecentrum, internet etc.) alsook buiten de school (bezoeken, interviews, etc...).

 

De kinderen ervaren de wereld buiten de school niet als opgesplitst in vakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, verkeer...). Bij het werken in de school doen freinetleerkrachten dit dan ook niet.

 

Naast inhoudelijke vragen komen er ook regelmatig organisatorische vragen bij: waar zoeken we informatie op, gaan we ergens naartoe? Naarmate de kinderen ouder worden, regelen ze meer dingen zelf.

 

Belangrijk hierbij is dat de kinderen geen wandelende encyclopedieën hoeven te worden, maar vooral moeten leren hoe ze de wereld op hun manier het beste kunnen onderzoeken.