Zorgvisie in Klimop

 

Zorg-op-zijn-breedst

De totale ontwikkeling van kinderen is zowel uitgangspunt als doel. Dit betekent impliciet ook een zorg-op-zijn-breedst nl. zo omgaan met individuele verschillen tussen

kinderen dat elk kind zijn plek heeft op school en graag naar school komt. Dat alleen is niet voldoende om een problematisch ontwikkelingsverloop van de kinderen te

voorkomen. Het uitbouwen van een goede preventie en remediëring voor leer- en gedragsmoeilijkheden en andere problemen is noodzakelijk.

 

Basispreventie

Een aangename leef- en werkcultuur op school en in de groepen, een goede relatie met de kinderen zorgen voor een basispreventie voor leer- en gedragsproblemen. De visie van de school, de keuze van de organisatie- en werkvormen en sticordi-maatregelen zorgen voor een zekere basisdifferentiatie in elke klas. De scholen willen zo flexibel mogelijk inspelen op de noden die zich aandienen. Mogelijke organisatievormen om de basisdifferentiatie in de klas te optimaliseren zijn o.m. leefgroepen of graadsklassen, wisselende groepen of duoleren (ook klasoverschrijdend), tijdelijke individuele begeleiding van kinderen, extra leerkracht in de klas, tijdelijke niveaugroepen, zorgleerkracht neemt klas en klasleerkracht biedt zorg in klein groepje, coachen van een leerkracht of team. Begaan zijn met de totale ontwikkeling van de kinderen vraagt ook een aanbod voor alle ontwikkelingsdomeinen. 

 

Leerkrachten zijn alert voor signalen van een eventueel problematisch ontwikkelingsverloop van de kinderen. Binnen het team leren ze oog te hebben voor de verschillende factoren die daartoe aanleiding geven. Overleg en systematische reflectie helpt hen om zowel kenmerken eigen aan het kind en het eigen handelen, als thuis- en schoolfactoren in beeld te brengen en te vertalen in onderwijsbehoeften . Zo trachten wij het onderwijsaanbod af te stemmen op de onderwijsbehoeften van de kinderen in de klas. Het samenlevingsmodel van de school impliceert dat men met de verschillende partners aan tafel zit om het ontwikkelingsverloop te bekijken en zorg te voorzien. De driehoek leraar – ouders – kind vormt de basis voor overleg. Indien aangewezen, worden ook de klasgroep, het team en andere medewerkers zowel binnen als buiten de school mee betrokken om de weg naar succesvolle oplossingen te ondersteunen. Dit vormt de basis van het handelingsgericht werken.

 

Remediëring

Naast preventie zoeken we ook naar gepaste remediëring. De voorziene basisdifferentiatie in de klas kan op een gegeven moment niet voldoende zijn om het kind met zijn moeilijkheden te ondersteunen en verder te helpen. In overleg met de verschillende partners analyseren wij het probleem. Bij de analyse van het probleem leggen we steeds de link met de context van de klas en de thuissituatie. De startvraag blijft: hoe kunnen we dit kind, met deze ouders, in deze groep, met deze leerkracht op weg helpen om beter om te gaan met zijn moeilijkheid/probleem? Wat is de hulpvraag van de klasleerkracht?

Na het in kaart brengen van het probleem bekijken we of er voldoende informatie is om het probleem aan te pakken of om de ernst van de moeilijkheid te erkennen. Is het wenselijk of noodzakelijk om meer informatie te verkrijgen. Zo ja, op welke manier? Via een gerichte observatie of via een gericht onderzoek (met eventuele diagnose)?

Verder onderzoek en het stellen van een diagnose is echter een heikel punt.

De school ervaart bij ouders zowel vraag naar een diagnose als weerstand tegen een diagnose. Een diagnose kan enerzijds voor opluchting zorgen, anderzijds is er de angst voor het etiketteren van het kind. Het is goed om voor ogen te houden dat het ervaren van problemen of moeilijkheden met een kind vaak ook gepaard gaat met een

aanvaardingsproces of het leren omgaan met verlies (rouw) zowel bij het kind, de ouders als de leerkracht.

 

De maatschappelijke en culturele context van medicalisering van problemen maakt het er niet eenvoudiger op. Het is nodig om ons er steeds van bewust te zijn met welke bril we naar kinderen kijken. Ons ervan bewust te zijn wat we een probleem noemen en vanuit welke cultuur en context we dat doen. Het komt er op aan om de ernst van de moeilijkheden te erkennen en een afdoende oplossing te vinden. Jammer genoeg kan men zonder diagnose geen beroep doen op begeleidingsdiensten zoals GON- en

gezinsbegeleiding. Zo is men soms gedwongen om een diagnose te stellen, terwijl het kind nog te jong is of een diagnose nog niet echt is aangewezen. Een ander nefast neveneffect is dat kinderen verschillende diagnoses krijgen: ADHD, autisme, dyslexie.

 

Onderwijs-op-maat

Essentieel is om steeds de uitgangsvraag voor ogen te houden: welke belemmeringen ondervindt het kind (of ouders, andere kinderen, leerkrachten) om verder te ontwikkelen? Hoe kunnen wij en het kind daar leren mee omgaan? Opsporen wat goed gaat is het vertrekpunt. Wat goed lukt vormt altijd de basis voor het zoeken naar oplossingen voor de gestelde problemen. Dit is ook belangrijk voor het ontwikkelen van een zelfwaardegevoel van het kind in kwestie. Een gepast taalgebruik is daarbij aangewezen. Men is geen autist maar men is een kind met autistische kenmerken. Dit helpt kinderen om zich niet te vereenzelvigen met hun probleem, diagnose of handicap.

Als alle informatie in kaart is gebracht bespreekt men welke mogelijke aanpassingen en uitbreidingen van de basisdifferentiatie in de klas een afdoend antwoord kunnen bieden. In samenspraak met de verschillende partners wordt een gepast, realistisch voorstel met ev. sticordi-maatregelen uitgewerkt voor een bepaalde duur. Dit is belangrijk om de aanpak op tijd te kunnen evalueren en bij te sturen. In dit onderwijs-op-maat motiveren we telkens welke eindtermen we nastreven of willen bereiken.